Arthrose van de schouder 

WAT IS 'ARTHROSE VAN DE SCHOUDER'?

Arthrose is een slijtage van het gewrichtsoppervlak waardoor de normale beweging van een gewricht in het gedrang komt. Arthrose ter hoogte van de schouder komt veel minder voor dan ter hoogte van de heup of de knie. Er zijn verschillende oorzaken van arthrose, i.e. primair, posttraumatisch, reumatisch enz. en de specifieke arthrose cuff tear arthropathy ontstaan na chronische cuff scheuren.

Onafhankelijk van de oorzaak van de arthrose zijn de symptomen steeds gelijkaardig, namelijk pijn, bewegingsbeperking en gevoel van blokkages. Eens het gewrichtskraakbeen ter hoogte van de humeruskop en/of glenoid verdunt en verweekt, zal dit leiden tot reactieve verdikking en otnsteking van het slijmvlies en verdere degeneratie van het kraakbeen. Losse gewrichtsmuizen en papegaaibekken beginnen zich uiteindelijk te vormen, wat kan leiden tot typisch mechanisch blokkage gevoel. Uiteindelijk zal de beweeglijkheid in alle richtingen zowel actief als passief progressief verminderen.                                                                                                

Lees verder onder de foto's

Een standaard RX opname toont belangrijke arthrose van de rechterschouder met volledige obliteratie van de gewrichtsspleet.

De rotatie bij deze patiënte is sterk beperkt.

De impact van de arthrose op de beweeglijkheid en pijnklachten alsmede de verdere behandeling ervan, wordt in grote mate bepaald door de aantasting van de omgevende structuren. Bij reuma is het slijmvlies fel ontstoken en hebben deze patiënten klassiek meer pijn. Bij arthrose is de pijn eerder afhankelijk van de geässocieerde letstels (bursitis - slijmvlies - ontsteking), biceps ontsteking, cuff scheur. Bij arthrose wegens een avasculaire necrose bijvoorbeeld (“afsterven” van het kraakbeen) van de humeruskop is er in principe geen aantasting van het glenoid en is de rotator cuff meestal intact. Dit treedt eerder op bij jongere patiënten, soms zonder duidelijke oorzaak, in andere gevallen kan het ontstaan na doorgemaakte breuken van de schouder, langdurig corticoidgebruik, ethylisme e.a.

Lees verder onder de foto's

Een standaard RX opname toont een avasculaire necrose van de humeruskop links.

Peroperatief beeld van avasculaire necrose van de humeruskop.

Bij sommige patiënten blijven de pezen van de rotator cuff gespaard van slijtage en beperkt de degeneratie zich tot het gewrichtskraakbeen, dit wordt dan “primaire” omarthrose genoemd. Bij vele andere, dikwijls oudere patiënten treedt de arthrose dikwijls op in combinatie met reeds lang bestaande rotator cuff scheuren (rotator cuff scheur artropathie of RCTA). Dit leidt klinisch in vele gevallen tot een belangrijke vermindering van de actieve beweeglijkheid. 

Conservatieve behandeling is vooral gericht op anti-­inflammatoire middelen, onder de vorm van medicatie of inspuitingen, voor de pijnbehandeling en zachte kiné ter bevordering van de beweeglijkheid. Infiltraties met hyaluronzuur kunnen subjectief eveneens de klachten doen verbeteren of stagneren.

Lees verder onder de foto's

Een standaard RX opname toont een collaps en superieure migratie van de humeruskop tot tegen het acromion.

Klinische foto van een pseudoparalyse rechts op basis van een gevorderde rotator cuff scheur arhropathie (RCTA).

GEWRICHTSSPARENDE HEELKUNDE

Wanneer conservatieve maatregelen onvoldoende beterschap opleveren en de aantasting van het gewricht nog niet té uitgesproken is, kan een conservatieve arthroscopische ingreep overwogen worden ter behandeling van de pijn en inzettende stijfheid. Bij een arthroscopisch debridement wordt een synovectomie (excisie van ontstoken slijmvlies) verricht, worden losse kraakbeenflarden, gewrichtsmuizen en peesrestanten verwijderd ter behandeling van de mechanische pijnklachten. Vaak wordt ook de lange kop van de biceps behandeld.

Er wordt eveneens een capsulaire release (i.e. losmaken en verwijderen van littekenweefsel in het kapsel) verricht om de beweeglijkheid te verbeteren. De resultaten van deze ingreep zijn niet helemaal voorspelbaar en deze optie dient gereserveerd te worden voor de jonge patiënt met een matige gewrichtsaantasting, waarbij conservatieve middelen onvoldoende waren, maar waarbij gewrichtsvervangende ingrepen nog niet aan de orde zijn.

Lees verder onder de foto's

Arthroscopisch beeld van arthrose en begeleidende synovitis.

PROTHESECHIRURGIE 

Wanneer conservatieve en gewrichtssparende behandelingen bij arthrose van het schoudergewricht onvoldoende resultaat hebben, kan een gewrichtsvervangende ingreep de volgende stap zijn. Uiteraard spelen de ernst van de klachten, aard van de aandoening, leeftijd en activiteitswens van de patiënt een belangrijke rol. Terwijl vroeger de schouderprothese bestond uit een humeruskopprothese welke vooral geplaatst werd bij complexe schouderfracturen, is er de laatste 2 decennia een belangrijke evolutie geweest betreffende de design, technologie en mogelijkheden van een schouderprothese.

Naargelang de soort van pathologie en de toestand van de rotator cuff kan prothesechirurgie bestaan uit een vervanging van de humeruskop alleen (hemi-­arthroplastie), een volledige, anatomische vervanging van humeruskop en glenoid (totale schouderprothese). Bij rotator cuff arthropathie of bij oudere patiënten met een slechte cuff plaatsen we eerder de omgekeerde prothese. Elk van deze verschillende types heeft een eigen indicatie, chirurgische techniek en postoperatieve revalidatie.

HUMERUSKOPPROTHESE OF HEMI-ARTHROPLASTIE 

Bij een hemi-­arthroplastie wordt enkel de beschadigde humeruskop vervangen door een implantaat. Dit kan gebeuren aan de hand van een gesteelde prothese welke de humeruskop volledig vervangt ofwel aan de hand van een steelloos implantaat. De keuze hangt af van de botkwaliteit, de pathologie en de voorkeur van de chirurg. Het voordeel van een steelloos implantaat is dat het botsparend is en minder beperking geeft bij eventuele latere heringrepen. 

Lees verder onder de foto's

Standaard RX opname voor en na het plaatsen van een steelloze hemiprothese wegens gevorderde avasculaire necrose van de humeruskop links.

Wanneer het glenoid toch in belangrijke mate is aangetast, maar wegens de leeftijd (< 50 jaar) er geen implantaat kan gebruikt worden omwille van latere loslating, wordt er soms een bedekking van het glenoid uitgevoerd met biologisch weefsel, zoals bijv. een meniscus allogreffe. Hierbij wordt het glenoid in zekere mate toch beschermd tegen verdere slijtage, zonder gebruik te moeten maken van een synthetisch implantaat, dat dan weer gevoelig is aan vroegtijdige loslating.

De belangrijkste indicatie voor een hemi-­arthroplastie is artrose bij de relatief jonge patiënt, hetzij primair, hetzij posttraumatisch, die zich voornamelijk beperkt tot de humeruskop en waarbij de rotator cuff intact is. Ook in geval van een avasculaire necrose zal meestal enkel de humerale zijde aangetast zijn en zal er geopteerd worden voor een hemi-­arthroplastie.

Peroperatieve beelden van het inhechten van een meniscale allogreffe ter hoogte van het glenoid bij een jonge patiënt met arthrose van de schouder.

Peroperatieve beelden van het inhechten van een meniscale allogreffe ter hoogte van het glenoid bij een jonge patiënt met arthrose van de schouder.

TOTALE ANATOMISCHE SCHOUDERPROTHESE

Wanneer er een aantasting bestaat van het gewricht waarbij het kraakbeen zowel ter hoogte van de humeruskop als ter hoogte van het glenoid in belangrijke mate is aangetast, wordt een anatomische schouderprothese geplaatst. De strikte voorwaarde hierbij is dat de rotator cuff intact is. De humeruscomponent is dezelfde als bij een hemi-­arthroplastie, waarbij de keuze bestaat tussen een gesteeld of steelloos implantaat. Het glenoid wordt bedekt met een plastic component, namelijk polyethyleen, al dan niet gecementeerd in het odnerliggende bot van het glenoid. 

Over het algemeen kan men besluiten dat de resultaten wat betreft pijn en functie beter zijn na een totale schouderprothese dan bij een hemi-­arthroplastie. Anderzijds is de polyethyleencomponent (plastiek kommetje) ter hoogte van het glenoid vatbaar voor slijtage en kan deze vroegtijdig loskomen. De chirurg beslist in overleg met de patiënt welke prothese geplaatst zal worden. Leeftijd speelt hierbij een belangrijke rol.

Lees verder onder de foto's

De revalidatie na een schouderprothese wordt onmiddelijk opgestart met pendeloefeningen.

De revalidatie na een schouderprothese wordt onmiddelijk opgestart met pendeloefeningen en passief en actief-geassisteerde mobilisaties in het scapulaire vak.

OMGEKEERDE SCHOUDERPROTHESE

Wanneer het schoudergewricht belangrijke aantasting vertoont en de rotator cuff niet meer functioneel en/of herstelbaar is, leidt dit vaak tot belangrijke pijnklachten en invaliderend functieverlies. In deze omstandigheden kan een omgekeerde schouderprothese een valabele optie zijn voor voornamelijk pijnverlichting en verbetering van de schouderfunctie. In tegenstelling tot een anatomische schouderprothese functioneert deze prothese enkel door de functie van de deltoidspier en is de toestand van de rotator cuff van minder belang. Door het principe van de omgekeerde prothese wordt het centrum van rotatie van het glenohumeraal gewricht naar binnen en onder gebracht. Dit leidt tot een verhoging van ca. 30 % van de momentarm van het deltoid omdat significant meer spiervezels van het anterieure en posterieure deel van het deltoid kunnen worden gerekruteerd.

Het principe van een omgekeerde schouderprothese bestaat uit het verleggen van het centrum van rotatie. Dit centrum wordt gemedialiseerd en de humerus wordt zo verlengd ten opzichte van het centrum van het glenoid. Hierdoor wordt de momentarm van de deltoidspier significant vergroot.
Bij het plaatsen van een omgekeerde schouderprothese wordt nagenoeg steeds gebruik gemaakt van een gesteeld implantaat, al dan niet gecementeerd, aan de humerale zijde. Het articulerende deel is een cup welke bedekt is met een polyethyleen component. Aan de glenoidale zijde wordt een hemisfeer (glenosfeer) gebuikt, welke gefixeerd wordt in het bot met 2 tot 4 schroeven. De pezen van de rotator cuff zijn per definitie niet meer herstelbaar en hebben amper belang bij de functie nadien.

De omgekeerde schouderprothese met humerale cup en glenosfeer.

HOE IS HET VERLOOP NA DE INGREEP?

Eerste week na de operatie :
• U blijft meestal 3 tot 5 dagen in het ziekenhuis. Hier wordt dan onmiddellijk gestart met de revalidatie.
• De kinesist zal u de eerste richtlijnen geven en helpen bij het aan –en uitdoen van het schouderverband. U krijgt uitleg over het uitvoeren van ‘pendeloefeningen’ en hoe u pols en elleboog mag plooien en strekken. Vingers en pols dienen bewogen te worden ter bevordering van de bloedsomloop en drainage van zwelling.
• Regelmatige ijsapplicaties en inname van pijnstilling zijn aangewezen. Vanaf de 2de dag wordt er gestart met oefeningen onder begeleiding van de kinesist. Dit zijn zowel “passieve mobilisaties” als “actief geassisteerde oefeningen” (de goede arm helpt de geopereerde arm te bewegen).

Vanaf 1 week tot 6 weken na de operatie:
• Na 2 weken is een controleraadpleging voorzien bij uw arts voor verdere richtlijnen. 
• U zet de oefentherapie dagelijks verder onder begeleiding van een kinesist. Dit is noodzakelijk om verstijving van het schoudergewricht te voorkomen. Een specifiek voorschrift wordt hiervoor meegegeven.
• De oefeningen zijn voornamelijk passieve en “actief geassisteerde” mobilisaties. Rotaties naar buiten toe (exorotatie) zijn meestal beperkt toegelaten gedurende de eerste 4 tot 6 weken.
• Het schouderverband dient vanaf 4 weken na de ingreep enkel nog ’s nachts en tijdens activiteiten buitenhuis gedragen te worden.

Vanaf 6 weken tot 3 maanden na de operatie:
• Na 6 weken is een tweede controleraadpleging voorzien bij uw arts tesamen met een controle radiografie. Vanaf nu zal het schouderverband volledig mogen worden weggelaten.
• U mag nu ook starten met ‘actieve’ bewegingen. De arm mag opnieuw gebruikt worden bij het aan -­en uitkleden, wassen, eten en lichte dagelijkse activiteiten. U kan vanaf nu ook weer met de wagen rijden. Zware inspanningen en tillen dienen nog vermeden te worden.
• De kinesist zal nog verder werken op het herwinnen van de beweeglijkheid naar boven, opzij en achteren. Geleidelijk zal ook gestart worden met lichte (isometrische) krachtoefeningen.
• U kan de aangeleerde oefeningen ook thuis herhalen, gebruik makende van het oefenprogramma dat u meekreeg van uw arts.
• Pendeloefeningen zijn nog steeds aangeraden bij het begin van elke oefensessie.
• Regelmatige ijsapplicaties blijven aangewezen, vooral na de oefeningen en bij pijn.

Vanaf 3 maanden tot 6 maanden :
• De laatste beweeglijkheid moet herwonnen worden met behulp van stretchingoefeningen. Dit gebeurt onder begeleiding van uw kinesist en op eigen ritme thuis volgens het oefenprogramma.

• Wanneer de beweeglijkheid volledig is teruggewonnen, kan verder gewerkt worden op kracht.

• Controleraadplegingen zijn voorzien na 3 en 6 maanden.

• Zware belastingen boven het hoofd en bovenhandse sportbeoefening zijn verboden tot 6 maanden na de operatie.

OPERATIES: VRAGEN?

Vragen en afspraken rond heelkundige ingreep en nazorg via verpleegkundige Mevr. Van Hellem Laura. Zij is te bereiken tijdens de uren van de raadpleging: Campus Deurne: Tel.: +32 (0)3 320 58 04

PRIVé consultatie

+32 (0)3 827 74 22

ZIEKENHUISRAADPLEGING

+32 (0)3 320 58 00

AFSPRAAK NODIG?